Meer dan dertig jaar is Raimund Gregorius – een geleerd docent Latijn, Grieks en Hebreeuws – elke werkdag trouw naar z’n klassen op het gymnasium in Bern gegaan, de school waarvan hij zelf ook leerling was geweest. Hij was na enkele jaren huwelijk gescheiden en had geen kinderen. Al die jaren had hij nooit iets verrassends gedaan. Maar op een regenachtige morgen ontmoet hij op z’n wandeling naar school een vrouw die op het punt lijkt te staan van de brug in het water te springen. Hij maakt contact met haar, waarna zij hem vraagt of ze met hem mee mag. Hij neemt haar mee naar z’n school en laat haar plaatsnemen in z’n lokaal. Hij had al van haar gehoord dat ze Portugese was. Op een gegeven moment vertrekt de vrouw. Aan het einde van de morgen zet Gregorius z’n leerlingen aan het werk, pakt z’n natte jas en verdwijnt uit de klas en uit de school. Zo begint ‘Nachttrein naar Lissabon‘ van Paul Mercier, in 2006 voor het eerst in Nederland verschenen; in 2017 kwam de 50e druk uit.
Je zou verwachten dat de Portugese vrouw in het vervolg een beslissende rol gaat spelen. Maar het boek is geen goedkoop liefdesverhaal. Wel zet de ontmoeting met haar Gregorius aan om de Spaanse boekhandel te bezoeken. Daar krijgt hij een Portugees boek in handen van de fictieve auteur Amadeu de Prado, een adellijke huisarts die ook in het verzet tegen dictator Salazar had gezeten. De boekhandelaar vertaalt voor hem de openingstekst. Gregorius wordt daar zo door getroffen dat hij het boek graag als cadeau van de boekhandelaar aanvaardt. Ook koopt hij een cursus Portugees. Thuis gaat hij met die cursus aan de slag en begint hij passages te vertalen uit het boek van Prado. En dan besluit hij naar Lissabon te gaan om meer te weten te komen over de auteur. Een dag na z’n vertrek uit school zit hij in de trein naar Lissabon. En dan begint zijn zoektocht.
Het is een fascinerend boek, met verschillende lijnen.
Daar is allereerst Gregorius. Door zijn ontmoeting met die Portugese is een oud verlangen bij hem geactiveerd naar verre horizonten. Als scholier had hij al eens een Perzische grammatica gekocht om zich voor te bereiden op een reis naar Isfahan. Deze uitbraak uit z’n beperkte leefsfeer was uiteindelijk in de kiem gesmoord, maar kennelijk was het verlangen nooit helemaal verdwenen.
Prachtig is te lezen hoe Gregorius’ uitbraak ook bij anderen verlangen activeert. Allereerst bij z’n rector, die hij uitvoerig heeft geschreven waarom hij er opeens vandoor is gegaan. Daarna ook bij een medereiziger in de trein, die hem later in z’n huis laat logeren. En als hij een leerlinge in Bern belt om boeken voor hem te kopen en naar Lissabon te versturen, blijken ook bij haar grensverleggende gevoelens wakker te worden.
Zijn onverwachte levenswending verschaft Gregorius in Lissabon telkens makkelijk toegang tot allerlei mensen, die door z’n escapade gefascineerd worden en daardoor gauwer bereid zijn hem toe te laten in hun leven. Het zou me niet verbazen als Mercier’s boek lezers ertoe aangezet heeft eindelijk eens gehoor te geven aan hun weggestopte verlangens.
Een tweede lijn is het leven van Amadeu de Prado, de schrijver van het Portugese boek. Hij had een gecompliceerde relatie met z’n ouders en had gebroken met het katholieke geloof, al bleven kerken met hun schoonheid en liturgie belangrijk voor hem. Een sleutelgebeuren in z’n leven was dat hij ‘de slager van Lissabon’ redde van een hartstilstand; altijd bleef hem kwellen of hij daar goed aan had gedaan want door zijn medische reddingsactie kon deze beul van dictator Salazar doorgaan met z’n slagerswerk. Ook was het vanaf die tijd gedaan met z’n populariteit onder z’n patiënten. Het was door dit alles dat hij bij het verzet ging.
Het lukt Gregorius in gesprek te komen met talloze mensen die Prado goed gekend hebben: twee zussen, medescholieren uit z’n lyceumtijd, een lyceumdocent, patiënten van hem, collega-verzetsmensen. Uit hun verhalen komt Prado naar voren als een hoogbegaafde en hoogsensitieve man, die diep over zijn en het leven nadacht en daarover voor zichzelf schreef. Een groot deel van deze teksten had z’n zus in het genoemde boek uitgegeven, maar Gregorius kreeg van diverse gesprekspartners nieuwe teksten in handen, die hem nog beter zicht gaven op Prado. Die teksten zijn allemaal in het boek opgenomen en zetten de lezer door hun levensbeschouwelijke en filosofische karakter aan tot nadenken.
Ten slotte zijn daar de vele gesprekspartners van Gregorius, die elk op zijn/haar eigen manier gereageerd hebben op het, voortijdig door een hersenbloeding geëindigde, leven van Prado. Ontroerend hoe de empathische aandacht van Gregorius hun verdriet om vroeger en hun moeiten met vandaag tot hun recht laat komen.
Het boek eindigt ermee dat Gregorius terugkeert naar Bern om zich daar neurologisch te laten onderzoek en zo achter de oorzaak te komen van z’n toenemende duizelingen. Het doet haast pijn dat je als lezer niet weet hoe dit afloopt en dat je evenmin weet of hij z’n gesprekspartners in Lissabon nog weer ontmoet heeft terwijl zij zo blij waren met hun contact met hem. Dit maakt wel duidelijk hoe zeer Paul Mercier met z’n boek het hart van z’n lezers bereikt heeft.