Tegenwoordig komt het vaker voor dat over een roman met een verrassend plot een exegetisch commentaar wordt geschreven. Nu is ook over ‘De uitnodiging’ van Young een boek uitgekomen: ‘In het licht van De uitnodiging’, geschreven door C. Baxter Kruger en verschenen in 2013. Kruger maakt duidelijk dat Youngs beschrijving van de ontmoeting met de Vader, de Zoon en de Geest in mensengedaante niet slechts dichterlijke vrijheid is. Youngs beschrijving is gebaseerd op een bepaalde theologische visie op de drie-enige God. In zijn boek werkt Kruger die visie, die tegelijk de zijne is, nader uit. Krugers boek is zo in feite een uitgebreide studie over de drie-eenheid, die trouwens ook los van de roman gelezen kan worden.
In eerste instantie zou je verwachten dat een studie over de drie-eenheid een theoretisch boek is, interessant voor ons denken maar weinigzeggend voor ons hart. Het tegendeel is waar: Kruger schreef een boek waar de ademloze bewondering voor de drie goddelijke Personen met hun onderlinge liefdesrelatie en tegelijkertijd het enthousiasme over hun liefde voor ons van elke bladzijde afspat. Kruger lezend wordt het duidelijker waarom wij van doen hebben met een drie-enige God: ‘Als er binnen Gods eeuwige wezen geen relatie is, dan is er in Gods natuur geen echte basis om betrokken te zijn bij iets anders dan zichzelf,’ en: ‘Het gaat de Vader, de Zoon en de Geest altijd om liefde, relatie en leven (…). We zijn geschapen om te delen in het leven en de vreugde van de drie-enige God’. (p.123,126) Onvoorstelbaar mooi dat God zo is en zo met ons omgaat.
Helaas roept dit boek bij mij ook kritiek op. Ik ga niet mee met zijn afwijzing van een klassieke benadering van Christus’ lijden en sterven als Gods straf voor onze zonden (p.135,187). Ook zie ik geen bijbelse grond voor zijn stelling dat alle mensen, ook schurken, door God vergeven, geliefd, omarmd en geadopteerd zijn al hebben ze daar geen notie van (p.240). Ik snap Krugers hoop dat God met zijn liefde uiteindelijk alle zondaars voor zich wint, maar het Nieuwe Testament spreekt volgens mij anders.
Deze kritiek neemt niet weg dat dit boek je geweldig kan helpen om onder de indruk te komen van de onderlinge liefde tussen Vader, Zoon en Geest en van hun gedrevenheid om ons aan hun liefde deel te geven. In elk geval heb ik er met vreugde naar geluisterd hoe Kruger in z’n boek in feite een
loflied zingt op Jezus’ gebed voor ons tot zijn Vader: ‘Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn.’ (Johannes 17:21)