Christenen belijden dat God over alle macht beschikt. Hij trekt dus aan de touwtjes van de geschiedenis. De vraag is: kun je dat ook aanwijzen? Hierover heeft H.G. Leih (overleden in 2012) al in 1975 een boeiend boek geschreven, Gods hand in de geschiedenis.
Hij stelt dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen de manier waarop in de Bijbel over de toenmalige geschiedenis wordt gesproken en hoe wij over onze geschiedenis dienen te spreken.
In de Bijbel worden stellige uitspraken gedaan over Gods handelen in de geschiedenis. Dat Abraham van Ur naar Kanaän is getrokken, kwam doordat God hem daartoe opdracht heeft gegeven. Dat Israël aan de slavernij in Egypte is ontkomen, was te danken aan God die het volk in Mozes een krachtige leider heeft gegeven en de Egyptenaren door zijn straffen in toom heeft gehouden. Dat de Assyrische en later de Babylonische militairen de Israëlieten hebben geteisterd, was een straf voor Israëls jarenlange ontrouw. Dat eeuwen later de christelijke gemeente zich in korte tijd als een olievlek over het Romeinse rijk heeft verbreid, is te verklaren door Christus die vanuit de hemel de kracht van zijn Geest inzette.
Dit zijn niet achteraf-interpretaties van ons maar zo heeft God het zelf via zijn Woord, de Bijbel, aan ons bekendgemaakt.
Maar mag je ook zo duidend kijken naar de geschiedenis van na de bijbelse tijd? Veel christenen vinden van wel. Zij zien God in actie als keizer Constantijn de zijde kiest van de christenen en leggen Luthers optreden uit als een daad van God tot reformatie van zijn kerk. Ook in de Nederlandse geschiedenis zien zij God bezig: bevrijdend (de ondergang in 1588 van de Spaanse Armada; het ontstaan van kerkelijke afscheidingsbewegingen in 1834, 1886 en 1944) én straffend (de Franse bezetting in 1795, de Duitse bezetting in 1940 en de watersnoodramp van 1953).
Het lastige van deze benadering van de geschiedenis is dat de ene christen fundamenteel anders duidt dan de andere. Maar beslissend is de vraag: hoe weet je het zeker dat je bepaalde gebeurtenissen op een bepaalde manier moet uitleggen? We moeten het onder ogen zien dat we nooit zeker van onze uitleg kunnen zijn. Dat in de Bijbel stellige uitspraken staan komt doordat God zelf over de daar genoemde gebeurtenissen opening van zaken heeft gegeven. Maar het waarom van Gods handelen in de nabijbelse geschiedenis is voor ons verborgen. Daarom moeten we ons onthouden van uitspraken hoe God hier of daar bevrijdend of straffend zou handelen, want daarmee zeggen we meer dan we kunnen verantwoorden.
Kunnen we als christenen dan niets over de geschiedenis zeggen? We weten twee dingen. Allereerst weten we waar de geschiedenis uiteindelijk op uitloopt: de komst van Gods koninkrijk, de hemel op aarde, wanneer alle zonde en ellende uitgebannen zullen zijn. Ook weten we dat Christus’ Geest in deze tijd werkzaam is en mensen tot christelijk handelen brengt. Kijkend naar de geschiedenis kunnen we dan ook dankbaar opmerken wat mensen soms aan vrucht van de Geest laten zien en hoe daardoor op bepaalde momenten al iets gloort van Gods toekomst die Hij beloofd heeft.
Wie hier meer over wil lezen kan terecht bij de rubriek ‘Teksten van anderen I: Theologische teksten’, no.6 waar ik een weergave heb opgenomen van enkele kernen van Leih’s boek.