Uren reizend in de trein heb ik in een pocket-editie de roman Ferdinand Huyck van Jacob van Lennep gelezen. Het boek is uitgekomen in 1840 maar speelt zich af in de 18e eeuw. Zoals mij uit De Roos van Dekama al was gebleken is Van Lennep in staat een spannend verhaal te schrijven vol intriges en liefdesromantiek. Soms zijn ontmoetingen en gebeurtenissen wel erg toevallig, maar een kniesoor die daarover valt: ook het gewone leven kent onbegrijpelijke coïncidenties.
Op verschillende niveaus kun je van deze roman genieten:
Typisch negentiende eeuws zijn de uitgebreide beschrijvingen van personen en ruimtes. Als op een bloedstollend moment zich een nieuw personage aandient, neemt de auteur rustig de tijd om gedetailleerd te vertellen hoe die persoon eruit ziet. Ook als zich ergens dramatische gebeurtenissen voordoen, ziet de schrijver geen bezwaar om ons op te houden met een kleurrijke weergave van de omgeving.
Eerst was ik geneigd zulke beschrijvingen over te slaan om gauw weer de spanningslijn te vervolgen. Maar ik heb mezelf tot de orde geroepen en me toch telkens overgegeven aan de altijd weer boeiende beschrijvingskunst van Van Lennep. Het resultaat was dat ik als lezer de opgebouwde spanning weer als nieuw ervoer. Het doet me denken aan de gewoonte in sommige restaurants om bij de koffie ook water aan te bieden. De bedoeling daarvan is dat je na elke slok koffie een slok water neemt, waardoor de sensatie van de volgende slok koffie als nieuw is.
Eveneens typerend voor die tijd zijn de heftige emoties, ook bij mannen. Er is veel ontroering en er worden vele tranen geplengd. Zo wordt van een struikrover verhaald dat hij in de kerk zichtbaar en hoorbaar door de preek werd getroffen: ‘Zijn ogen begonnen in tranen te zwemmen, zijn boezem hijgde, en hij scheen zodanig door zijn aandoeningen overstelpt, dat hij eindelijk het gelaat op de voor hem liggende bijbel voorover boog, en het, hoorbaar snikkend, met beide handen bedekte.’ Dit effect heb ik als prediker nog nooit waargenomen…
Prachtig ook hoe sommige personages hun taal doorspekken met Frans. De grootmeester hierin is Reynhove. Twee voorbeelden: ‘Gij hebt op een impardonnable wijze van uw nicht gesproken; en gij zoudt de zaak niet amelioreren, door er verdere suites aan te geven.’ En: ‘Wij zullen alles in het werk stellen om u een goed accueil te procureren.’ In die tijd werd dit ook al wat belachelijk gevonden, maar echt opgeschoten zijn we niet: tegenwoordig kun je managers in dezelfde trant Engels door hun taal horen strooien.
Terwijl wij tegenwoordig kortaf ‘sorry’ tegen de ander zeggen, kom je in deze roman telkens weer de fraaie uitdrukking tegen: ‘Wilt gij mij verschonen.’ Tegenover onze zakelijkheid nemen Van Lenneps personages de tijd voor plichtplegingen, zoals: ‘Vergun mij….’, ‘Is het een indiscretie U te vragen…?’, ‘Ik moet mijn vrijpostigheid beschuldigen’, ‘Mag ik u doen opmerken….?’, of: ‘Ik geloof, dat ik uw ontevredenheid heb opgewekt….’ Dit is toch heel wat mooier dan onze huidige directheid.
Soms waan je je in een high-society-uitzending, want we ontmoeten extreem rijke personen die over weelderige huizen en spullen beschikken, die gediend worden door vele personeelsleden en die een verkwistende levensstijl voeren. En nergens blijkt er mededogen te bestaan met de gewone man, over wiens rug deze rijkdom in feite in stand wordt gehouden.
Bijzonder is ook hoe luchtig de hoofdrolspelers heenstappen over het feit dat een ex-kaper tientallen zo niet honderden doden op z’n geweten heeft. Andere tijden andere zeden, zal ik maar zeggen. Alhoewel, hoe vaak komt het ook tegenwoordig niet voor dat een terrorist de hand geschud wordt om toch maar een overeenkomst te bereiken.
Kortom, ook de bevreemdende elementen uit het boek zijn meer actueel dan in eerste instantie lijkt.