Geboeid heb ik van Maurits Smeyers het boek ‘Dirk Bouts, schilder van de stilte‘ (1998) gelezen. Dirk Bouts is plm. 1410 in Haarlem geboren maar is beroemd geworden in Leuven, waar hij in 1475 overleed. Hij wordt gerekend tot de zogenaamde Vlaamse Primitieven uit de 15de eeuw, zoals Jan van Eyck en Rogier van der Weyden voor hem en Hugo van der Goes en Hans Memling na hem.
Als ik me verdiep in hun schilderwerk doet het me zeer als ik in Zondag 35 van de Heidelbergse Catechismus lees: ‘Zou men de beelden als ‘boeken der leken’ in de kerken mogen toelaten? Nee, want wij moeten niet wijzer zijn dan God, die zijn christenen niet door stomme (zwijgende) beelden, maar door de levende verkondiging van zijn Woord wil laten onderwijzen.’
Natuurlijk, de auteurs van deze passage hadden best wel een punt: het onderricht van de kerkleden middels catechese en prediking was toentertijd vaak heel mager; bovendien ging het gebruik van afbeeldingen veelal gepaard met een verering van heiligen die ten koste ging van Christus.
Maar zoals vaker: de reformatorische critici zijn in hun afkeuring doorgeschoten.
Het is waar dat de focus in het Nieuwe Testament ligt op (het luisteren naar) het verkondigde Woord, maar er is evengoed sprake van sacramenten: de doop en het avondmaal. In navolging van Calvijn staat in artikel 33 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis weliswaar de zuinige uitspraak dat die zijn ingesteld omdat God ‘met ons onverstand en de zwakheid van ons geloof rekening houdt’. Maar naar mijn overtuiging is dat een onbegrijpelijk-verschraalde benadering van de sacramenten. Die zijn ons naast het gepredikte Woord gegeven omdat God niet alleen ons gehóór wil inschakelen om ons met zijn evangelie te bereiken maar ál onze zintuigen, dus ook ons vermogen tot zien, ruiken, proeven en voelen. In dat opzicht zijn de hoofdstukken uit het Oude Testament over de tabernakel en de tempel nog altijd heel leerzaam.
Alleen daarom al (dus afgezien van hun esthetische en emotionele waarde) zijn de Vlaamse schilderwerken uit de 15de eeuw ook voor hedendaagse christenen van betekenis: zij kunnen eraan meewerken dat de bijbelse boodschap nog indringender bij ons binnenkomt. Het is nu eenmaal een feit: anders dan de meeste tegenwoordige schilderijen waren hun werken geen vrije expressies van hun persoonlijke emoties. Ook Bouts wilde recht doen aan het evangelie zoals hij dat in de kerk had geleerd. Daarom had hij er vast geen moeite mee dat hij van zijn opdrachtgever twee theologen van de universiteit van Leuven moest inschakelen om tot een juiste invulling te komen van het drieluik met het laatste avondmaal. Wie al mediterend de vijf afbeeldingen van deze triptiek met z’n ogen bij langs loopt, krijgt vele bijbelse aspecten te zien die met het avondmaal verbonden kunnen worden. Smeyers heeft enkele bladzijden nodig om daar recht aan te doen; zie ook het digitale document van Paul Verheijen: Verheijen
Even rijk aan meditatief materiaal is het drieluik met de gebeurtenissen rond Maria, vermeld in Lucas 1-2, zie: Maria. Wat Smeyers hierover vertelt, maakt duidelijk dat vele passages van de Bijbel opgeslagen moeten worden om dit kunstwerk goed te kunnen ‘lezen’.
Deze beide kunstwerken tonen aan dat het onjuist zou zijn hier te spreken van ‘stomme beelden’. Het tegendeel is waar: door deze afbeeldingen wordt de inhoud van het Woord je welsprekend op het hart gebonden.
Maar niet alleen de werken met een weergave van gebeurtenissen fungeren als devotie-afbeelding. Ook ‘portretten’ van Christus (de link naar Verheijen geeft daarvan twee voorbeelden) geven aanleiding tot ingetogen bezinning op wat Christus voor ons betekent. Dus weer geen tegenstelling tussen Woord en beeld. Het is juist omgekeerd: het beeld vergroot het effect van het Woord – net zoals kerkliederen de tekstuele inhoud bij de zanger extra laten binnenkomen.
Overigens was Bouts niet uniek in dit soort voorstellingen. Alleen, terwijl zijn Christus-portretten verstild zijn, zijn die van bijvoorbeeld z’n zoon Albrecht meer dramatisch, zie bijvoorbeeld het portret uit het Twentsch Museum in Enschede: Christus.
Dirk Bouts kan zo stimuleren om de eenzijdige nadruk op het Woord in de liturgie in te ruilen voor de inschakeling van al onze zintuigen. Op deze manier doen we recht aan God als Schepper, want Hij heeft ons meer gegeven dan onze oren. Als we ons willen openstellen voor het evangelie, moeten we naast onze oren dus evengoed onze ogen gebruiken, onze smaak, onze tastzin en ons voelen. God, onze Schepper, wil dat we ons met ons totale mens-zijn op Hem richten. Een schilder als Bouts kan ons daarbij helpen.
Maar nu verder over het boek van Smeyers. Op p.151 geeft hij een bondige typering van het werk van Bouts: Zijn schilderijen ‘zijn oorden van stilte, van meditatie en van geestelijke beleving, maar tegelijk vormen ze ook een bijdrage tot de 15de-eeuwse pronkcultuur, zowel door de rijke stoffering als door de schitterende kleuren. In die zin kunnen we zeggen dat Bouts een introverte en een extroverte tendens met elkaar verbindt.’
In de bladzijden die hieraan voorafgaan toont Smeyers aan hoe waar deze typeringen van Bouts zijn. Z’n boek mag beperkt van omvang zijn (159 bladzijden, incl. bijlagen), het gaat uitgebreid in op wat we biografisch van Bouts weten (niet zo heel veel). Ook wordt aandacht gegeven aan de verbindingen tussen de verschillende Vlaamse schilders uit de 15de eeuw. De hoofdmoot van het boek is een bespreking van de belangrijkste werken van Bouts, waarbij diverse (in kleur weergegeven) afbeeldingen gedetailleerd vanuit de Bijbel geïnterpreteerd worden. Uit dit laatste blijkt dat je zonder grondige bijbelkennis heel veel op Bouts schilderijen over ’t hoofd ziet.
Al met al is het een waardevol en toegankelijk boek.