Babette Porcelijn heeft een schokkend boek geschreven: De verborgen impact. Alles voor een eco-positief leven (derde druk, 2017). Zij toont namelijk aan dat het impact van ons leven op het milieu vele malen groter is dan wij denken. Wij kijken immers meestal alleen naar de milieu-impact tijdens ons gebruik van een product, terwijl we meestal buiten beeld laten hoe belastend voor het milieu het maken en vervoeren van dat product is geweest. Dat laatste noemt Porcelijn de verborgen impact, die in ons geval maar liefst 4x zo groot is als de zichtbare impact.
Extra schokkend is het om vervolgens te lezen dat wij hier in Nederland leven alsof we 3,9 aardes tot onze beschikking hebben. Zouden ook landen als China, India, Rusland en Brazilië gaan leven zoals wij, dan zou de aarde dat niet kunnen dragen.
Toch heeft Porcelijn een hoopvol boek geschreven. Juist doordat we de grote verborgen impact kennen, kunnen we aan de slag om kritischer met onze keuzes om te gaan en om zo het tij te keren.
Het boek staat bomvol plaatjes en diagrammen, waardoor het, ondanks de soms lastige materie, heel toegankelijk is. Ook maakt ze duidelijk onderscheid tussen wat wetenschappelijk aangetoond is en wat haar persoonlijke grove inschatting is in ‘achterkant-bierviltje-stijl’, zoals ze het zelf noemt.
Al is de boodschap van haar boek alarmerend, nergens is de auteur drammerig. Ze probeert recht te doen aan de verschillende benaderingen en keuzes die mogelijk zijn. Dat neemt niet weg dat je haar boek onmogelijk vrijblijvend kunt lezen. Er moet echt veel gebeuren.
In het eerste deel doet Porcelijn onderzoek naar de verborgen impact. Uitvoerig geeft ze aandacht aan de verschillende energiebronnen, waaruit naar voren komt dat benzine, gas en kolen echt hun langste tijd gehad hebben.
Boeiend is haar concretisering in de vorm van een impact top 10. Het meest belastend voor het milieu zijn onze spullen. Daarna is bij doorsnee-Nederlanders vlees een goede tweede. Vleeseters zullen zich dat meestal niet realiseren, maar Porcelijn komt met harde cijfers, bijvoorbeeld: om 120 gram rundvlees op je bord te krijgen, is 1800 liter water nodig, met name door het veevoer; 100 kilo graan levert slechts 4 kilo rundvlees op; voor het oppervlak aan landbouwgrond waarvan één vleeseter kan worden gevoegd, kunnen 3-7 vegetariërs leven. Deze cijfers maken duidelijk hoe bedreigend het voor het milieu is als door de toenemende welvaart ook de bewoners van China, India, Rusland en Brazilië al meer vlees zouden gaan eten.
Ongemakkelijk voel ik me als ik lees hoe vervuilend het maken van een laptop is. Daarin zitten namelijk materialen als: koper, kobalt/nikkel, goud, tin, aluminium, kunststof en glas. Volgens Porcelijn zou (uit de losse pols berekend) het gif dat vrijkomt bij de productie van een laptop opgelost moeten worden in 2000 grote zwembaden om het te verdunnen tot een veilig niveau. Dat motiveert mij om onze laptop voorlopig maar niet te vervangen door een meer moderne.
Nog één voorbeeld: in één spijkerbroek kan maar liefst tot 10.000 liter water verborgen zitten, terwijl 10 m2 landbouwgrond nodig is om de katoen voor één broek te verbouwen.
Uiteraard geeft Porcelijn eveneens aandacht aan het vervoer per auto, schip en vliegtuig. Ook van de gegevens daarover word je niet vrolijk. Zo zou je gemiddeld 300 bomen moeten planten ter compensatie ervan dat je auto is gemaakt en jij ermee rijdt.
In het tweede deel laat Porcelijn zien tot welke problemen onze impact leidt voor de planeet en voor onszelf. Allereerst wijst ze erop dat de druk op het ecosysteem de komende decennia verdriedubbelt. Dat komt door de toename van de wereldbevolking (in 2050 is het aantal mensen van 7,5 naar vermoedelijk 10 miljard gegroeid) en de toename van de welvaart (de welvaart groeit vermoedelijk met een factor 2,7 ten opzichte van nu). Dit is hachelijk omdat vier onderdelen van het ecosysteem een natuurlijk plafond hebben: vruchtbare landbouwgrond, zoet water, grondstoffen en energievoorraden. Toch ziet Porcelijn mogelijkheden om problemen te voorkomen of op te lossen. Recycling en verduurzamen zijn hierbij belangrijke sleutelwoorden. Daarmee verminder je meteen de impact op ons ecosysteem, te weten het verlies van biodiversiteit, de klimaatontwrichting en de vervuiling.
Aparte aandacht geeft Porcelijn aan de vervuiling met plastic. De laatste tijd is er veel aandacht geweest voor de immense plastic soep die in de oceanen drijft, en terecht want jaarlijks komt maar liefst 8 miljard kilo plastic in de oceaan terecht. Toch is die soep macroplastics niet het enige probleem. Veel geniepiger werken de microplastics (tussen de 5 micrometer en 5 millimeter) en de nog kleinere nanoplastics, die overigens ook overal in de lucht en op het land aanwezig zijn, mede door de slijtage van autobanden.
Porcelijn sluit dit deel af met de sociale gevolgen van wat er ecologisch gaande is. Dat maakt het extra duidelijk hoe benedenmaats het is dat Europa zich tegen de massamigratie uit Afrika meent te kunnen verdedigen door hekken en afspraken over terugkeer in plaats dat de eigenlijke, deels ecologische, oorzaken in de landen zelf worden aangepakt.
In deel 3 komt Porcelijn met oplossingen. Die zijn deels ook al in het voorafgaande gegeven, maar in dit deel worden die nader geconcretiseerd voor de overheid, het bedrijfsleven en de consument. Iedereen kan aan de slag. Leuk is dat de auteur afsluit met een uitgebreide beantwoording van de vraag: ‘En wat doe jij, Babette?’ Ze blijft dus zelf niet buiten schot.
Kortom, een angstaanjagend en tegelijk stimulerend boek.