Ik ben weer eens begonnen met het herlezen van m’n verzameling romans van de Australische auteur Morris West. Zijn naam ontbreekt in de ‘Moderne Encyclopedie van de wereldliteratuur’ uit 1980-1984, maar de boeken die ik van hem heb zijn voor mij puur genieten.
Hij heeft onder meer vier boeken geschreven over de paus in het Vaticaan: ‘In de schoenen van de visser’ (1963), ‘Gods kleine clowns’ (1982) en de daarop volgende maar helaas onvertaald gebleven romans ‘Lazarus’ (1990) en ‘Eminence’ (1998). Deze vier boeken zijn duidelijk verbonden met de tijd van hun ontstaan. Die context mag verleden tijd zijn, dat doet geen afbreuk aan het boeiende van deze boeken. Daarin word je meegevoerd in de wereld van de hiërarchische top van de katholieke kerk, met alle politieke intriges die daarbij horen. Maar wat mij vooral in deze vier boeken aantrekt zijn de levensbeschouwelijke thema’s die worden aangesneden. Luisterend naar de spirituele gesprekken van de verschillende personages word ik als lezer herhaaldelijk stilgezet om te peinzen over m’n eigen keuzes en waarden.
West is als auteur doorgebroken met De advocaat van de duivel (in 1961 in het Nederlands verschenen). Daarin beschrijft hij hoe een Engelse priester, werkzaam in Rome, de opdracht krijgt onderzoek te doen in een dorpje in Calabrië in Zuid-Italië. Als advocatus diaboli moet hij door het verzamelen van getuigenverklaringen en door het toetsen van de feiten antwoord krijgen op de vraag of een gedeserteerde Engelse militair, die door communistische partizanen is terechtgesteld, wel terecht in die regio als heilige wordt vereerd. Dit als voorbereiding op een officieel proces voor zaligverklaring.
De priester heeft net te horen gekregen dat hij door z’n maagkanker niet lang meer te leven heeft. Daardoor wordt hij aan het denken gezet wat z’n leven tot dan toe voor betekenis heeft gehad. Jarenlang heeft hij stoffige dossiers bestudeerd om materiaal te verzamelen voor of tegen iemands zalig- of heiligverklaring. Al was hij formeel priester, nooit is hij een priester geweest voor mensen van vlees en bloed. Door zijn functie als advocaat van de duivel krijgt hij eindelijk de kans heuse mensen te ontmoeten.
Voor het eerst in z’n leven ervaart hij vriendschap. Allereerst met de bisschop in Calabrië bij wie hij z’n onderzoekswerk begint; daarna met de Joodse arts uit het dorpje, waar de vermeende heilige in de nadagen van de oorlog een tijd geleefd heeft.
In het dorpje logeert de priester-onderzoeker in het kasteel van een jonge Engelse weduwe, die het eigenlijk nergens kan vinden. Aan het einde van hun contact lukt het hem haar een en ander aan te reiken waardoor zij haar leven meer richting kan geven.
Heel ongelukkig verloopt z’n contact met een andere logé in het kasteel, een tweederangs Engelse schilder. De manier waarop diens homoseksualiteit wordt beschreven, doet erg gedateerd aan; tegelijk komt diens zelfverdediging weer heel modern over. De priester vindt het moeilijk met deze man om te gaan – begrijpelijk gezien z’n wereldvreemdheid en de tijd waarin hij leefde.
Heel vormend voor deze Romeinse priester-ambtenaar is zijn ontmoeting met de plaatselijke pastoor. Die blijkt al decennia lang samen te wonen met een eenvoudige vrouw, is aan drank verslaafd en vertoont weinig toewijding aan z’n ambt. De bisschop was hiermee bekend, maar had hem toch niet aangepakt omdat hij oog had voor de lastige situatie waarin deze pastoor verkeerde. Geconfronteerd met de weerbarstige praktijk ontstond bij de priester-ambtenaar begrip voor de bisschoppelijke handelwijze.
Boeiend en soms aangrijpend is wat de Joodse arts en de vroegere minnares van de deserteur vertellen over wat vijftien jaar eerder, in de laatste periode van de oorlog in die regio had plaatsgevonden.
Het boek maakt duidelijk dat West grondig studie heeft gemaakt van z’n onderwerp. En ook nu weer slaagt hij erin de lezer aan het denken te zetten over zijn of haar eigen leven.