Eeuwenlang, tot in onze tijd, is in Europa negatief aangekeken tegen Byzantium met z’n hoofdstad Konstantinopel. Het boek van de Londense hoogleraar Judith Herrin, met als titel Byzantium. Het verrassende leven van een middeleeuws rijk (2009) kun je daarom een rehabilitatie noemen van dit rijk.
Die negatieve visie op Byzantium is wel begrijpelijk want mensen hebben vaak moeite met medemensen die anders zijn. En anders waren de Byzantijnen. Allereerst qua taal: in Europa sprak de elite en de geestelijkheid Latijn terwijl de Byzantijnen Grieks spraken.
Ook theologisch waren er verschillen; het meest bekend is dat de Byzantijnse christenen over de Heilige Geest verklaarden dat die van de Vader is uitgegaan terwijl de Latijnse christenen verdedigden dat Hij ook van de Zoon (‘filioque’ in het Latijn) is uitgegaan. Daarnaast waren het Oosten en Westen het oneens over gebruiken rond de eucharistie en het vasten.
Deze verschillen zijn uiteindelijk uitgemond in het schisma tussen Oost en West in 1054. De onderlinge aversie is verdiept doordat de Latijnse christenen in 1204, tijdens de vierde kruistocht, Konstantinopel hebben geplunderd en daar toen tot 1261 de baas hebben gespeeld.
Herrin vindt dat met deze negativiteit Byzantium onrecht wordt aangedaan. Volgens haar wordt de kracht van Byzantium alleen al bewezen door het feit dat dit rijk (hoewel met wisselende omvang) meer dan duizend jaar heeft bestaan en allerlei rampen telkens weer te boven is gekomen; Konstantinopel is immers gesticht in 324 en pas definitief ondergegaan in 1453.
En hoe belangrijk is Byzantium niet geweest voor de kerstening van de Slaven, begonnen door de broers Methodios en Konstantijn (met als kloosternaam: Cyrillus; hij bedacht het cyrillische alfabet en overleed in 869).
Daarnaast was de Byzantijnse kunst van grote schoonheid en heeft de Byzantijnse architectuur en mozaïekkunst (overtuigend aanwezig in bijvoorbeeld de beroemde Hagia Sophia, ingewijd in 537) grote invloed gehad; denk aan Ravenna in Noord-Italië.
Ten slotte was het door de Byzantijnse filosoof Georgios Gemistos, bijgenaamd Plethon, dat de geleerden in Florence in 1438 enthousiast gemaakt werden voor Plato – een belangrijke impuls voor de Italiaanse Renaissance.
Het belang van Byzantium blijkt volgens Herrin vooral hieruit dat Byzantium eeuwenlang als schild heeft gefungeerd tussen West-Europa en de Islam. Een citaat: “Als Konstantinopel halverwege de zevende eeuw in Arabische handen was gevallen, zouden de moslims dank zij hun slagkracht rechtstreeks zijn doorgestoten naar Europa, (.…) waar de Slavische en Germaanse volkeren geen weerstand hadden kunnen bieden. Zonder Byzantium is Europa zoals wij dat kennen ondenkbaar.” Dit onderstreept ze nog eens aan het einde van haar boek: “Dank zij het vermogen van (Byzantium) zichzelf te verdedigen, hield het rijk de wereld ten noordwesten van de Middellandse Zee in de luwte in de chaotische maar creatieve periode die aanbrak na de val van het Romeinse rijk in het Westen. Zonder Byzantium had Europa niet bestaan.”
Maar wat heeft Byzantium vanwege die schildfunctie gebloed. In 638 werden Byzantijnse steden als Antiochië en Jeruzalem door de Arabieren veroverd. In 674-678 vond de eerste Arabische belegering van Konstantinopel plaats. Even nadat Arabieren in Spanje de baas werden werd de hoofdstad van Byzantium voor de tweede keer belegerd, 717-718. De eeuwen daarna bleef Konstantinopel weliswaar een nieuwe belegering bespaard maar hadden de Bijzantijnen elders constant te maken met de veroveringszucht van moslimheersers. In 1354 staken de uit Azië afkomstige Turken (naar een belangrijke vorst Ottomanen genoemd) de Dardanellen over. Zij brachten Konstantinopel al verder in het nauw, met belegeringen in 1397-1402 en 1422, waarna ten slotte de verovering in 1453 volgde.
In de geschiedenis van Byzantium komen theologisch boeiende thema’s aan de orde. Zo werden in Konstantinopel en Nicea, op Byzantijns grondgebied dus, belangrijke concilies gehouden waarop belijdenissen geformuleerd werden over de goddelijke en menselijke natuur van Christus.
Bekend is ook de strijd tussen de iconofielen en iconoclasten. In Byzantium was namelijk al vroeg het gebruik ontstaan om Christus en de heiligen te vereren met behulp van afbeeldingen. Deze iconen werden verdedigd met een beroep op de menswording van Christus; ook zouden ze de mensen meevoeren naar een hoger besef van het goddelijke. De tegenstanders typeerden het vereren van iconen als afgoderij; ook stelden zij dat deze afgoderij de oorzaak ervan was dat Byzantium zo erg te lijden had van moslimaanvallen. Er zijn twee periodes geweest van iconenvernietiging (iconoclasme), 730-787 en 815-843, waarbij zelfs doden zijn gevallen. Uiteindelijk hebben de iconoclasten de strijd verloren, beide keren door toedoen van vrouwelijke keizers.
In de dertiende eeuw maakten de monniken van de kloosterberg Athos kennis met het hesychasme (‘hesychia’ betekent stilte, rust). Essentieel daarvoor was de herhaling van het gebed ‘Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm u over mij’, gecombineerd met ademhalingsoefeningen die erop gericht waren de concentratie te bevorderen en het geestelijk bewustzijn van de monnik op een hoger plan te brengen. Vooral Gregorios Palamas (overleden in 1359) maakte zich sterk voor deze vorm van neoplatonische mystiek. Hij werd geïnspireerd door het moment waarop de drie leerlingen op de berg Tabor het ongeschapen licht ervoeren van Christus wiens gedaante toen veranderde. Volgens hem konden de monniken ditzelfde goddelijke licht ervaren. Hij werd fel bestreden door onder anderen Balaam van Calabrie; ook westerse theologen keerden zich tegen deze neoplatonische theologie, gevormd als ze waren door aristotelische denkpatronen. Uiteindelijk werd deze hesychastische theologie met haar mystieke contemplatie kenmerkend voor de oosterse orthodoxie.
En dit is nog maar een fractie van de onderwerpen die Herrin in haar boek aansnijdt. Zo vertelt ze hoe aan het keizerlijk hof van het christelijke Byzantium grootschalig eunuchen dienst deden, die als jongetje (vaak met instemming van hun ouders) gecastreerd waren (een fenomeen dat later ook in het Westen niet onbekend was: de laatste castraatzanger van het koor van de Sixtijnse kapel in het Vaticaan, Alessandro Moreschi, overleed in 1922). De Byzantijnse wreedheid bleek ook hieruit dat tegenstanders vaak werden uitgeschakeld door die de ogen uit te steken. Positief was weer het hoge niveau van het onderwijs, waar ook vrouwen van profiteerden.
Het lezen van dit boek bevordert de bescheidenheid, want er staat heel veel in waarvan ik en vast de meeste lezers nog nooit gehoord hebben. Herrin heeft ons door haar boek een grote dienst bewezen.