Het mooie van gepensioneerd-zijn vind ik onder meer dat je eindelijk de tijd en rust hebt om de werken van één auteur achter elkaar te lezen. Nadat ik eerst genoten heb van mijn collectie boeken van en over Maria Rosseels, Luise Rinser en Ernst Wiechert, ga ik me nu bezighouden met de boeken van de Amerikaanse psychiater Irvin D. Yalom. Ik ben begonnen met het herlezen van Nietzsches tranen. Roman van een obsessie (1995): een magnifiek boek.
Het boek opent met de fictie dat Lou Salomé de Weense, joodse arts Joseph Breuer vraagt haar wanhopige vriend Nietzsche te helpen.
Al hebben Breuer en Nietzsche elkaar nooit ontmoet, dat betekent beslist niet dat dit boek alleen maar verzinsel is. Yalom sluit aan bij wat in 1882 gaande was in Wenen, bij Breuer en bij Nietzsche. Zo wordt ons verteld hoe het antisemitisme groeiende was in Wenen, akelig om te lezen voor ons die weten waar dit 60 jaar later op uit is gelopen.
We krijgen ook een goed beeld van de betekenis van Breuer als medicus en van de thema’s waarmee Nietzsche zich in die tijd bezighield.
Ten slotte wordt ons een boeiende blik gegund op het beginnende geboorteproces van de zogenaamde praattherapie, waaraan Breuer en zijn jongere vriend Freud een beslissend aandeel hebben gehad. In dat verband komt uitvoerig Breuers contact met zijn patiënte Anna O. (een pseudoniem voor Bertha Pappenheim) aan de orde, al is het verhaal over Breuers obsessie voor haar – het hoofdthema van het boek – een fictie van de auteur.
Meeslepend zijn de gesprekken die Yalom ‘zijn’ Breuer en Nietzsche met elkaar laat hebben. Omdat het Breuer maar niet lukte meer voor Nietzsche te zijn dan een arts voor diens fysieke kwalen, bedacht hij een list: hij ging zichzelf bij Nietzsche presenteren als een wanhopig iemand die hulp nodig had. Hij hoopte dat hij zo Nietzsche kon verleiden meer van z’n innerlijk bloot te geven, zodat hij hem alsnog ook psychisch zou kunnen helpen. Deze list mislukte doordat Nietzsche z’n taak als helper heel serieus opvatte en Breuer er niet aan ontkwam z’n problemen op tafel te leggen. Al gauw zag Breuer uit naar de therapeutische gesprekken met Nietzsche, hoe pijnlijk de inhoud vaak ook voor hem was. Hij ondervond wat veel ‘afnemers’ van therapie ondervinden: dat het gewoon fijn is als een ander intens geïnteresseerd is in wat er bij jou leeft.
Knap hoe Yalom die gesprekken uitwerkt. Hij laat ons op deze manier niet alleen in het hart kijken van Breuer en Nietzsche, maar stimuleert de lezer in feite ook dat die in de spiegel kijkt. Natuurlijk, de gesprekken gaan over wat de romanfiguren bezighoudt, maar uiteindelijk gaat het vooral over algemeen-menselijke thema’s als de zin van het leven en de neergang van het leven naar de dood. Herhaaldelijk moest ik lachen om de wendingen in de gesprekken maar vaak ook bracht de inhoud ervan mij tot reflecteren op mezelf.
Verrassend is op welke manier Breuer na vele praatsessies genezing vond van z’n wanhoop en angst, zodat hij in staat was z’n leven op een betere manier voort te zetten. Yalom zet daarbij z’n lezers op een verkeerd been, wat de uitkomst des te boeiender maakt.
Ontroerend is om aan het einde van het boek te lezen hoe eveneens Nietzsche zichzelf bloot ging geven. Wie z’n levensgeschiedenis een beetje kent begrijpt dat hij vooral aandacht vroeg voor z’n vreselijke eenzaamheid.
Het gesprek daarover eindigt met de tranen van Nietzsche, die in z’n contact met Breuer eindelijk krijgt wat hij altijd heeft gemist: vriendschap. Toch kiest hij ervoor die los te laten om niet gemakzuchtig te worden. Hij wil z’n eigen levensmissie verwezenlijken: het zoeken naar waarheid.
De volgende boeken van Yalom op m’n lijst zijn ‘De Schopenhauer-kuur’ en ‘Het raadsel Spinoza’; en dan komen er nog vijf andere werken van Yalom. Dat zal mij vele uren leesplezier opleveren maar tegelijk ook vele momenten van bezinning.