De afgelopen dagen heb ik meer dan 1500 bladzijden kerkgeschiedenis gelezen. Het betrof het verzamelwerk Geschiedenis van de Kerk, in 1963-1967 uitgekomen onder redactie van G.P. van Itterzon en D. Nauta – een 2e druk in 9 pockets van een driedelig werk uit 1942-1949.
Interessant om in enkele dagen de hele kerkgeschiedenis te doorlopen. Wat mij tegenviel was dat ik niet echt werd meegenomen door het verhaal. Dat kan eigen zijn aan een overzicht als dit, maar ook het gevolg van de aanpak van de auteurs. Hoe dan ook: meestal werd een historische probleemstelling zo weergegeven dat ik niet werd uitgenodigd met de gedachtegang mee te lopen; daardoor bekroop mij voortdurend het afstandelijke gevoel: ‘Wat is eigenlijk het belang van de vermelde probleemstelling?’ Met andere woorden: m’n theologisch denken is door die 1500 bladzijden niet gestimuleerd.
Positief is dat het lezen van deze boekjes mij extra bescheidenheid heeft bijgebracht. Telkens werd mij duidelijk hoe weinig ik eigenlijk weet: naast allerlei mij bekende grootheden kwamen vele namen voorbij van mensen van wie ik nog nooit gehoord had. Leerzaam om zo op mijn kennisgrenzen gewezen te worden.
Wat heeft deze lectuur mij verder opgeleverd?
Mij is verbijstering én verwondering bijgebracht. Ik wist altijd al dat het voortbestaan van de kerk niet op rekening van mensen geschreven kan worden. Per slot van rekening is Christus ook door kerkmensen naar het kruis geschreeuwd; je kunt dus alles van hen verwachten. Toch blijft het schokkend te lezen hoe fout christenen elke periode weer zijn omgegaan met het Evangelie en wat voor ergs ze hun medegelovigen hebben aangedaan. En zou ik beter zijn dan zij? Ik kan er niet onderuit te erkennen: wij, christenen, maken er telkens weer een puinhoop van, zowel door de twijfelachtige ideeën die we erop nahouden als door de manier waarop we onszelf ten koste van anderen laten gelden.
Het is dan ook een heus godswonder dat de christelijke kerk al die eeuwen door is blijven bestaan en dat er dus altijd weer mensen zijn die met overgave verbonden willen zijn met Jezus Christus. Dat is alleen maar te verklaren door Jezus Christus zelf. Kennelijk is Hij in staat met zijn Geest dwars door allerlei onbegrijpelijks heen mensen voor zich te winnen. Dat geeft hoop voor de toekomst.
Ten slotte ben ik erin gestimuleerd nog relativerender naar de eigen kerk te kijken. Waardoor dit komt? Het is een feit dat de ene pinksterkerk van Handelingen 2 uiteengespat is in een onoverzienbare reeks kerken met elk haar eigenheid en eigenaardigheden. Natuurlijk kun je dit gegeven – terecht – uitleggen als een bewijs hoe vaak en hoe erg kerkmensen ongehoorzaam zijn aan wat God duidelijk door zijn Woord heeft bekendgemaakt. Tegelijk denk ik ook dat vele varianten in overtuigingen en vormen op een ander niveau liggen dan gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid en daarom recht van bestaan hebben. Ze komen door het gegeven dat de Bijbel op allerlei – in mijn ogen niet-fundamentele – punten ruimte biedt aan verschillende uitleg. Daarnaast hebben die varianten ermee te maken dat mensen qua denken en voelen nu eenmaal verschillend in elkaar zitten; geen enkele kerk is daarom in staat iedereen voldoende te bieden voor z’n geloofsgroei. Een verscheidenheid aan kerken is van dit alles het onvermijdelijke gevolg.
Gezien deze stand van zaken is het absurd je eigen kerk als de enige ware te kwalificeren en van anderen te vragen jou hierin te volgen. Natuurlijk, het is belangrijk zelf met overtuiging voor een kerk te kiezen, rekening houdend met jouw geschiedenis en jouw persoon. Naar mijn mening hoort daar de opdracht bij trouw en toegewijd te blijven aan je keuze. Maar verbind hieraan geen exclusieve claim voor jouw kerk en evenmin een algemene diskwalificatie van andere kerken.