Honderden brieven heeft Vincent van Gogh geschreven, maar ook z’n broer Theo en andere familieleden schreven veel. Daardoor konden Steven Naifeh en Gregory White Smith in hun boek Vincent van Gogh. Een biografie (verschenen in 2011) het leven en de ideeën van Vincent gedetailleerd volgen. Een imposant geheel. Niet alleen om de dikte van het boek (meer dan 1000 bladzijden) maar vooral om de manier waarop de auteurs hun gegevens verwerkt hebben. Ze volstaan er niet mee de brieven in tijdsvolgorde te citeren maar geven ook telkens kleuring aan de citaten door typeringen als: ‘….huilde hij’, ‘….fantaseerde hij’ e.d. Ze beschouwen Vincents brieven namelijk niet als een zonder meer betrouwbare bron over wat hij dacht of wat er gebeurde. Al stortte Vincent telkens z’n hart uit tegenover Theo, naar hun overtuiging verzweeg hij minstens evenveel, verbloemde hij vaak de waarheid of probeerde hij te manipuleren.
Behalve imponerend is het boek ook aangrijpend. Beschreven wordt hoe ziekmakend het gezin was waarin Vincent was geboren. Ouders en kinderen waren met elkaar vervlochten en dat bleef hun hele leven doorgaan. Ook Vincent heeft zich nooit van het ouderlijke gezin kunnen losmaken. Wel gedroeg hij zich telkens als stoorzender met alle misprijzende reacties van dien. Waardering van z’n ouders heeft hij haast nooit gehad. Door z’n levensgeschiedenis werd hij voortdurend geteisterd door gevoe-lens van minderwaardigheid en door schuldgevoel over z’n falen.
Onplezierig vond ik wat verteld wordt over de manier waarop Vincent met vrouwen omging. Voor hem waren zij voornamelijk een middel voor eigen gerief: hij wilde hen als model laten fungeren en seks met hen hebben. Zeer regelmatig bezocht hij bordelen en hij spoorde z’n broer Theo aan hem hierin na te volgen. Dat ze hierdoor beiden geslachtsziekten opliepen, namen ze op de koop toe. Zijn syfilis heeft Vincents psychische gezondheid bepaald negatief beïnvloed, terwijl z’n broer daardoor op een akelige manier is overleden.
Vroeger dacht ik dat Vincents relatie met Theo een ontroerend voorbeeld was van broederliefde. Het blijkt ingewikkelder in elkaar te zitten. Theo voelde zich uit doorgeschoten loyaliteit verplícht z’n broer te onderhouden, maar haatte het soms dat hij hier niet onderuit kon. Vincent was vaak dankbaar voor deze ondersteuning, maar voelde zich ook telkens vernederd door deze afhankelijkheid. Dit alles neemt niet weg: wij kunnen er alleen maar dankbaar voor zijn dat Theo het z’n broer mogelijk heeft gemaakt z’n oeuvre op te bouwen.
Als iets door dit boek duidelijk wordt is het dat Vincents indrukwekkende productie het resultaat was van bloed, zweet en tranen. Hij heeft gezwoegd om zich als tekenaar en schilder te ontwikkelen. En achter al z’n werk zitten weloverwogen keuzes en diepe overtuigingen. Maar al kon hij soms even trots zijn op wat hij maakte, meestal werd hij gekweld door de gedachte dat hij een mislukkeling was, een profiteur van z’n broer.
Wat ik mij (ik geef toe: nutteloos) afvraag is: wat was er van Vincent als kunstenaar geworden als hij passende therapie had gekregen en z’n verscheurdheid had overwonnen? Ik schat in dat z’n manische gedrevenheid om iets tot stand te brengen dan afwezig was geweest en dat hij niet z’n huidige niveau bereikt had. Maar zijn productie heeft hem ontstellend grote offers gekost, fysiek en psychisch. Alleen dat is al voldoende reden daar niet achteloos aan voorbij te gaan.